Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Dat [19]de schuldeiser aansla [20]al wat hij heeft, en dat de vreemden [21]zijn arbeid roven. 19. Dat is, die wien hij schuldig is. Of versta hier, door den schuldeiser den pander, of executeur. 20. Hebr. verstrikke; dat is, in zijne strikken en geweld, of arrest krijge. 21. Dat is, hetgeen hij met moeite en arbeid gewonnen heeft. Zie Job 20:18.